Op 17 september 2024 heeft het kabinet op Prinsjesdag het Belastingpakket 2025 aangeboden aan de Tweede Kamer. Dit pakket bevat de eerste fiscale beleidsplannen van het nieuwe kabinet, met een aantal relevante wetsvoorstellen voor familiebedrijven en hun aandeelhouders. Hoewel de maatregelen voornamelijk gericht zijn op de korte termijn, worden enkele knelpunten aangepakt en wordt er reparatiewetgeving voorgesteld. Daarnaast bevat het pakket losse regels zonder duidelijke beleidsmatige rode draad. Wij informeren u graag over de belangrijkste onderdelen en overige fiscale ontwikkelingen.
De Inkomstenbelasting
Per 1 januari 2025 wordt een nieuwe tariefschijf toegevoegd aan box 1 van de inkomstenbelasting, waardoor het eerste deel van het inkomen tegen een lager tarief wordt belast. Dit is onderdeel van een maatregel om de lasten voor lage en middeninkomens te verlichten, waarbij het tarief in de eerste schijf verder wordt verlaagd. Tegelijkertijd wordt de tweede tariefschijf iets verhoogd naar 37,48%, en blijft het toptarief ongewijzigd. Het aangrijpingspunt van het toptarief zal, naast de jaarlijkse indexatie, extra worden verhoogd. Door deze wijzigingen ontstaat er vanaf 2025 effectief een extra tariefschijf.
Tariefschijf | 2024 | Grens tariefschijf | 2025 | Grens tariefschijf |
Tariefschijf 1 | 36,97% | €0 – €38.089 | 35,82% | €0 – €38.441 |
Tariefschijf 2 | 36,97% | > €38.089 – €75.518 | 37,48% | > €38.441 – €76.816 |
Tariefschijf 3 | 49,50% | ≥ €75.519 | 49,50% | ≥ €76.817 |
Verlaging tarief box 2
Het toptarief van de tweede schijf van box 2 wordt per 2025 verlaagd van 33% naar 31%. Hiermee wil het kabinet het globale evenwicht qua belastingheffing tussen de directeur-grootaandeelhouder en de IB-ondernemer verbeteren. De in het Belastingplan 2024 doorgevoerde tariefverhoging wordt hiermee teruggedraaid.
Tariefschijf | Grens tariefschijf | 2024 | 2025 |
Tariefschijf 1 | €0 – €67.804 | 24,5% | 24,5% |
Tariefschijf 2 | > €67.804 | 33% | 31% |
Geen aanpassing tarief box 3 per 2025
Jaar | 2024 |
2023 | 32% |
2024 | 36% |
2025 | 36% |
Giftenaftrek in de IB per 2025
Per 1 januari 2025 wordt de regeling voor giften vanuit vennootschappen aan algemeen nut beogende instellingen (ANBI’s) afgeschaft. Giften aan ANBI’s worden dan weer als uitdeling (dividend) aan de aandeelhouder beschouwd en zijn belast in box 2, inclusief dividendbelasting. De giftenaftrek in de inkomstenbelasting blijft ongewijzigd: eenmalige giften zijn aftrekbaar vanaf 1% tot 10% van het verzamelinkomen, en periodieke giften hebben geen ondergrens maar een bovengrens van €250.000 per jaar. Ook wordt de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting afgeschaft voor boekjaren die beginnen op of na 1 januari 2025, hoewel uitgaven met een zakelijk karakter, zoals sponsoring, aftrekbaar blijven. Giften aan ANBI’s door vennootschappen met een aanmerkelijk belang worden hierdoor weer aangemerkt als privé-uitdelingen en zijn niet langer vrijgesteld van heffing in box 2.
Vennootschapsbelasting
Geen aanpassing tarief vennootschapsbelasting per 2025
Belastbaar bedrag | 2025 |
€0 – €200.000 | 19% |
> €200.000 | 25,8% |
Giftenaftrek
Per 1 januari 2025 vervalt de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting, die tot nu toe maximaal €100.000 bedraagt. Tegelijkertijd wordt de renteaftrek vanaf die datum uitgebreid door het percentage van de earningsstrippingsmaatregel te verhogen van 20% naar 25% van de fiscale EBITDA.
Renteaftrekbeperking
Per 1 januari 2025 wordt de renteaftrek voor vennootschappen die als vastgoedlichaam kwalificeren beperkt. Voor deze vastgoedlichamen vervalt het drempelbedrag van €1.000.000 aan rentelasten, waardoor slechts 25% van de fiscale EBITDA aan rente in aftrek kan worden gebracht. Een vennootschap wordt als vastgoedlichaam beschouwd als meer dan de helft van de bezittingen gedurende het jaar uit onroerende zaken bestaat die aan derden worden verhuurd. Voor de bepaling van deze 70%-grens moeten bezittingen worden gecorrigeerd, zoals deelnemingen, buitenlands vastgoed en vorderingen op verbonden lichamen of personen, zodat de grens eerder wordt bereikt. Het kabinet voert deze maatregel in om te voorkomen dat vennootschappen worden opgesplitst om meerdere keren gebruik te maken van de drempel. Vanaf 1 januari 2025 kunnen vastgoedlichamen dus geen aanspraak meer maken op deze drempel.
Overdrachtsbelasting
Tarieven
Tariefschijf | 2025 |
Starters met een koopprijs van minder dan €510.000. | Vrij |
Woning (hoofdverblijf) | 2% |
Woning (geen hoofdverblijf) | 10,4% |
Aandelenbelang (≥1/3) in vastgoedlichaam met nieuwe onroerende zaken die voor dan 10% btw vrijgesteld worden gebruikt | 4% |
Overige situaties (onder meer commercieel vastgoed) | 10,4% |
Herzieningstermijn BTW
Vanaf 1 januari 2026 moeten eigenaren en gebruikers van vastgoed die investeringsdiensten afnemen, zoals renovatie, uitbreiding, reparatie, en onderhoud, zich aan nieuwe regels houden. Voor facturen van €30.000 of meer komt er een btw-herzieningsperiode van vijf jaar. Dit betekent dat de btw die is teruggevraagd voor dergelijke investeringen, over vijf jaar opnieuw moet worden bekeken. Deze regels zijn bedoeld voor alle ondernemers die onroerend goed bezitten of gebruiken, niet alleen voor die met short stay verhuur of herontwikkeld vastgoed. De herzieningsperiode geldt voor investeringen die na 1 januari 2026 in gebruik worden genomen
Loonbelasting
De 30%-regeling
De versobering van de 30%-regeling uit het Belastingplan 2024 wordt teruggedraaid. In plaats daarvan komt een constant forfait van 27% per 2027. Voor de jaren 2025 en 2026 blijft het maximale forfait 30%. Voor werknemers die al vóór 2024 de 30%-regeling hebben toegepast blijft tot het einde van de looptijd een maximaal percentage van 30% gelden.
Verhoging salarisnorm 10%-regeling
De salarisnorm die geldt als voorwaarde voor toepassing van de 30%-regeling zal per 1 januari 2027 worden verhoogd van 46.107 euro naar 50.436 euro (gebaseerd op de bedragen van 2024, deze bedragen worden hierna nog geïndexeerd). Voor werknemers jonger dan 30 jaar met een mastergraad wordt de salarisnorm van 35.048 euro verhoogd naar 38.338 euro (bedragen 2024). Voor werknemers die al vóór 2024 de 30%- regeling hebben toegepast blijft tot het einde van de looptijd de oude (geïndexeerde) salarisnorm gelden.
Fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten
Met de Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024 zijn de nodige maatregelen aangenomen die per 1 januari 2025 in werking treden. Met het nu verschenen wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025 zijn maatregelen aangekondigd die in 2025 en 2026 in werking treden. Voor het overzicht nemen wij de aangenomen en voorgestelde maatregelen hieronder gezamenlijk op.
2025
De voorzettingstermijn voor de vrijstelling in de schenk- en erfbelasting wordt verkort van vijf jaar naar drie jaar voor verkrijgingen vanaf 1 januari 2025.
- De waarde van het ondernemingsvermogen dat voor 100% is vrijgesteld van schenk- en erfbelasting wordt verhoogd van € 1.205.871 (2023) naar € 1.500.000. De 83%-vrijstelling voor het meerdere aan ondernemingsvermogen wordt verlaagd naar 75%.
- De dienstbetrekkingseis in de inkomstenbelasting bij schenking wordt vervangen door de voorwaarde dat de begiftigde op het moment van de schenking 21 jaar of ouder dient te zijn. Deze leeftijdseis gaat ook gelden voor de vrijstelling van schenkbelasting.
- De 5% doelmatigheidsmarge in de schenk- en erfbelasting vervalt. De doelmatigheidsmarge houdt in dat beleggingsvermogen tot 5% van de waarde van het ondernemingsvermogen ook met toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten kan worden verkregen. Deze wijziging wordt op een nader te bepalen tijdstip ook ingevoerd voor de doorschuifregeling in de inkomstenbelasting.
- Bedrijfsmiddelen met een minimale waarde van € 100.000 (per bedrijfsmiddel) die gemengd worden gebruikt (> 10% niet-onderneming gerelateerd) worden niet gerekend tot het ondernemingsvermogen voor zover deze niet zijn bestemd voor bedrijfsdoeleinden.
2026
- De bedrijfsopvolgingsregelingen kunnen alleen worden toegepast als de erflater of schenker gewone aandelen heeft die ten minste 5% van het geplaatste kapitaal van de vennootschap vormen. Hierdoor worden de volgende soorten belangen uitgesloten:
- Tracking stock (aandelen met een bijzondere gerechtigdheid ten aanzien van een of meerdere vermogensbestanddelen of activiteiten);
- Opties op aandelen en winstbewijzen en lidmaatschapsrechten van een coöperatie;
- Aandelen die 5% van een soortaandeel zijn;
- Belangen die alleen door samenhang met het bezit van andere aandelen of het bezit van familieleden een aanmerkelijk belang vormen (de zogeheten meesleep- en fictieve aanmerkelijk belangen).
- De uitzondering voor preferente aandelen in het kader van een gefaseerde bedrijfsoverdracht en de verwateringsregeling voor kleine aandelenbelangen worden in dezelfde lijn aangepast, maar blijven wel bestaan.
- Voor zover het belang van de erflater of schenker in de onderneming tijdens de bezitsperiode is toegenomen (bijv. als aandelen worden bijgekocht), wordt voor de nieuw verkregen aandelen niet voldaan aan de bezitseis en vindt de vrijstelling in de erf- of schenkbelasting hiervoor geen toepassing.
- Omzetting van verkregen aandelen in tracking stock gedurende de voortzettingsperiode is niet toegestaan en leidt tot schending van het voortzettingsvereiste vrijstelling in de schenk- en erfbelasting.
- Het kabinet wil het gebruik van de vrijstelling in de schenk- en erfbelasting door op oudere leeftijd een onderneming te kopen tegengaan (“rollatorinvesteringen”). Hiertoe wordt de bezitsperiode voor erflaters of schenkers die de AOW-leeftijd hebben bereikt verlengd. Het kabinet wil tegengaan dat hetzelfde ondernemingsvermogen meerdere keren met toepassing van de vrijstelling in de schenk- en erfbelasting wordt overgedragen. Ondernemingsvermogen dat in het verleden is verkocht en later weer door dezelfde aandeelhouder wordt verkregen door vererving of schenking wordt uitgesloten van de vrijstelling, maar maximaal voor de verkoopprijs die in het verleden is ontvangen voor het ondernemingsvermogen.
Rechtsherstel box 3
- Op 6 en 14 juni 2024 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat ook het huidige wettelijke forfaitaire stelsel voor box 3 in strijd is met het recht op eigendom en het discriminatieverbod. Als het werkelijk rendement lager is dan het forfaitaire rendement moet rechtsherstel worden verleend.
- De staatssecretaris van Financiën maakt bekend dat het kabinet heeft gekozen voor een ruime doelgroep voor het overgangsrecht. Meer concreet staat geschreven dat:
- voor de belastingjaren vanaf 2021 alle belastingplichtigen in aanmerking komen voor rechtsherstel;
- voor de belastingjaren 2019 en 2020 rechtsherstel wordt verleend aan belastingplichtigen met (i) een aanslag die op 24 december 2021 niet was opgelegd of definitief vaststond en (ii) die een verzoek om ambtshalve vermindering doen over 2019 (uiterlijk in 2024) of over 2020 (uiterlijk in 2025);
- voor de belastingjaren 2017 en 2018 rechtsherstel wordt verleend aan belastingplichtigen die tijdig bezwaar of een verzoek om ambtshalve vermindering hebben ingediend.
- In de periode half oktober tot en met begin november 2024 zullen informatiebrieven worden verspreid waarin onder andere wordt toegelicht hoe belastingplichtigen hun werkelijk rendement kunnen aangeven.
- In het eerste kwartaal van 2025 wordt het wetsvoorstel voor het rechtsherstel aan de Tweede Kamer gestuurd.